vrijdag 3 december 2010


De onbepaaldheid die zich hecht aan de gebeurtenissen, waarvan het bestaan zo slecht de uitkomst regelt, brengt in de levenswil een twijfel binnen waarvoor de enige uitkomst is er de ongemakken van het gif of de deugd van het versterkend middel aan toe te schrijven. Telkens een pijl het doel mist, is de boogschutter on...tmoedigd of verbetert hij zijn schot. Het leven is onlosmakelijk, de boogschutter, de boog, de pijl en het doel, een eenheid waarvan het schot breekt door het te willen ontleden.

Er zijn van die momenten in het leven, waarop de motor begint te pruttelen bij een licht dat op groen springt. Is er een ergere verwarring dan te voelen dat die potentialiteit er is en tragisch het ontbreken te voelen van …?

dinsdag 15 juni 2010

De Belgische "potlatch"




Een potlatch is binnen de antropologie een term voor bijeenkomsten tussen stammen die worden georganiseerd door rivaliserende stamleiders bij Noord-Amerikaanse indianen, waarbij slaven worden doodgeknuppeld, grote hoeveelheden voedsel worden opgegeten en soms vernietigd, of andersoortige, vaak kostbare, geschenken worden gegeven, welke eveneens na afloop vaak vernietigd worden. De bedoeling is de rivaal tot een gelijksoortig feest te verplichten. Is deze daartoe niet in staat dan zal zijn stam aan prestige verliezen. In tijden van schaarste zal de stam dus zuinig moeten omgaan met voedsel, zoniet kan er geen potlatch georganiseerd worden. (Wikipedia)
In zijn ‘Essai sur le don’ stelt Mauss dat de gift (le don) een van de rotsen is waarop een maatschappij gebouwd is. Cultuur is ruil in de ruime zin van het woord, don et contre-don, waarvan de economische ruil een bijproduct is, de laatste schakel van een historisch proces.
In maatschappijen die we nu primitief noemen is er een allesomvattend voortdurend geven en teruggeven aan het werk. Het opvallende hiervan, zegt Mauss, is het vrijwillige gratuïte, vrije karakter ervan, dat echter tegelijk toch gedwongen en intéressé is. Men ruilt niet alleen goederen, maar de groepen, de clans, de families, de stammen, ruilen ook feesten, riten, militaire diensten, vrouwen, kinderen, dansen … het is een systeem van totale prestaties.
Deze verstrengeling van gift en tegengift dient begrepen te worden als de rots van de solidariteit, van de wederzijdse hulp, waarzonder een maatschappij niet kan bestaan. Het gaat dan over een zeer spontane vorm van wederzijdse hulp zoals ondermeer Marshall Sahlins die beschrijft bij de jagers- en verzamelaarsculturen. De groep staat in voor de individuen. Groepen zijn bereid om andere groepen bijstand te verlenen. Men weet dus dat men zal geholpen worden als men zelf behulpzaam is. Hulp brengt tegenhulp mee.
Een typische vorm van prestations totales, zegt Mauss, is de potlatch. Toch is deze potlatch een speciaal geval, namelijk de poging om de wederkerigheid te doorbreken, een vorm van rivaliteit en antagonisme. In de eerste plaats is de potlatch een zaak van de chefs, de rivaliteit betreft hen in de eerste instantie. Dat betekent evenwel niet dat de groep niet medeplichtig is. Maar we menen te zien dat het groepsbelang niettemin van het belang van de chefs verschilt – hoewel opvalt hoe de groep de “waarden” van de elite steeds weer bevestigt. We kunnen de potlatch zien als het rivaliteitsideaal van de elites.
Mauss zelf geeft hiervoor een indicatie. Als in Polynesië op een bepaald ogenblik de potlatch verdwijnt, dan komt dat, zegt Mauss, omdat door de installatie van een monarchie, een van de voornaamste condities wegvalt: de instabiliteit van een hiërarchie die de rivaliserende chefs precies door middel van de potlatch pogen vast te leggen.
De potlatch is de uiting van een rivaliteit die wil domineren en eer en glorie zoekt in de vernedering van de tegenpartij. De manier waarop dit gebeurt is wel speciaal, de potlatch is een perversie, waarbij de goederen van hun solidair gebruik weggetrokken worden om nog slechts te dienen als middelen voor de zelfbevestiging en zelfverheerlijking. De strijd door middel van de potlatch gaat gepaard met opwinding, met spanning, die bewust wordt gezocht. Wat men zoekt is prestige, rang, superioriteit.

Bert De Prins

donderdag 3 juni 2010

Leegte



In één van de werkjes die mijn studenten dit jaar schreven vond ik de volgende voetnoot:
“Pel je één voor één je lagen identiteit af, zoals bij een ui, dan tref je daar volgens de psychoanalye niets aan dan leegte. In onze kern treffen we geen schat, noch een parel aan, de mens is leeg in het diepst van zijn gedachten.
Als mensen er niet meer in slagen een identiteit te vormen en ‘leeg’ blijven, vallen ze vaak terug op hun lichaam. Een lichaam dat misschien moet spreken daar waar het subject zich in depressie terugtrekt. Het is niet te verwonderen dat de somatisatie steeds weliger tiert. En het lichaam sprak verder…En niemand die luisterde…”
In dit werkje wordt terecht het verband gelegd met het nihilisme en het ontbreken van identiteit dat ziekmakend is: “Sommige mensen kiezen ervoor een diagnose ‘aan te trekken’, als een mantel (der liefde). Ook dit werkt vaak identiteitsverlenend: ik ben CVS’er, ADHD’er voorziet iemand opnieuw van een identiteit, en nog liever deze negatieve identiteit dan helemaal geen identiteit.”
Anderzijds is er de terechte opmerking dat depressie tegelijkertijd symptoom en remedie is voor wat ik als filosoof ‘nihilsme’ noem: “Komt het erop neer nu niets in de wereld je nog aanspreekt, nu je in je depressiviteit verkiest niets meer te verlangen, dat je nu eindelijk kunt toekomen aan je eigen verlangens?”

Wat verstaat men eigenlijk onder de “leegte” die we volgens de psychoanalyse zouden aantreffen in de kern van de mens? Ik associeer dit met het boeddhistische concept van Leegte. In de kern van het boeddhistische inzicht is er een zekere niet-persoonlijke Fundamentele Realiteit, een oorspronkelijke Zin, een onverdeelde Eenheid. Het wordt aangetroffen in het concept van de Leegte, dat gelijkt op de Godheid van Eckhart en de Dharmakya. Dit beeld kan alleen gerealiseerd worden in de diepste mystieke ervaring, waarin alle beelden, alle processen, alle vormen, wegdeemsteren in een leeg ongedifferentieerd bewustzijn.
Leegte betekent in de Madhyamika conceptuele Leegte, d.w.z. dat het hier wel degelijk om iets positiefs gaat, dat we kunnen ervaren, maar niet conceptualiseren. Het concept Niets is geen negatie, maar dient gelezen te worden als niet-iets (no-thing), het is reëel, maar geen ding; en alleen dingen kunnen geconceptualiseerd worden. Men dient zich op de eerste plaats goed te realiseren dat er geen negatie van de fenomenaliteit kan bestaan, onder niet-fenomenaliteit kan niemand zich iets voorstellen, het is een ‘zwart gat’, waarover geen enkele uitspraak mogelijk is, en waarvan ook geen enkele ervaring kan bestaan. De fenomenaliteit komt niet allen tot ons als een wereld van zijn, en van dingen, die rationeel kunnen gecapteerd worden, maar ook als een beleving, die niet conceptualiseerbaar is, die tot uiting komt in de emotionalitiet die niet structureel beschrijfbaar is, alleen haar werking is conceptualiseerbaar. Ervaringen zijn alleen ervaarbaar. Het zijn geen analyseerbare ‘ietsen’ en ze zijn niet rationeel overdraagbaar. Zo is muziek zonder muzikale ervaring alleen maar lawaai, dat inderdaad analyseerbaar is, maar analyse van de ontroering is niet mogelijk, deze kan evenmin overgedragen worden, het is dan ook een conceptuele leegte. Die emotionele leegte wordt meestal als een volheid ervaren, ze vervult ons gemoed, maar mits ze altijd complementair gekoppeld is aan een rationele dimensie, is men zich meestal niet van deze conceptuele leegte bewust. Niets is (emotioneel) zo vol als de Leegte, niets is (conceptueel) zo Leeg als de Volheid.
Men kan deze Leegte op drie manieren benaderen.
Ten eerste als een negatief concept, het is het fameuze neti … neti ….noch … noch van de Upanishaden, het is de ‘omkering’ van de fenomenaliteit. Ten tweede is het een Mysterie, als een ongrijpbaar Niets aanwezig in de fenomenaliteit. Het is de boeddhistische idee dat elke golf in diepste wezen oceaan is, maar dat deze oceaan niet conceptualiseerbaar is. Het is de pan-theos die het ‘wezen’ van alle dingen is. Ten derde kan men het Niets idealiseren tot een autonoom Sunyata, een zee die ook los van de golven bestaat, of een God die zonder schepping of emanatie self-sufficïënt is.
Van de Japanse filosoof Nishida stamt het denkbeeld dat religies, zingevingen en culturen breekbare vlotten zijn die de mensen op open zee bouwen en waarop ze een tijdlang door de tijden drijven. De moderne mens in al zijn ‘nihilisme’ heeft in de roes van het creatieve werk, in de beheersing van de dingen en in de triomf over de voltooiing van het vlot de getijden en de open zee uit het oog verloren.
Bert De Prins

maandag 31 mei 2010

CG Jung - Feminine Archetype

Jung over "Liefde op het eerste zicht" en het vrouwelijke archetype.

zondag 21 maart 2010

De anatomische les

Rembrandt, "de anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp", 1632


Rembrandt was iemand die niet door middel van woorden, van vertellingen datgene heeft uitgedrukt wat hij beseft, maar in beelden.

Rembrandt was 26 jaar toen hij "De anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp" schilderde: een groepsportret van de Amsterdamse chirurgijns (artsen). Hij was kort tevoren van Leiden naar Amsterdam verhuisd en dit was zijn eerste grote opdracht. De jonge kunstenaar liet voor het eerst zien wat hij als schilder van groepsportretten in huis had.
Rembrandt gaf de chirurgijns weer bij een anatomische les. De mannen zitten en staan rond een tafel waarop een lijk ligt. Dokter Tulp geeft onderricht. Hij heeft de arm van het lijk opengelegd en houdt met een tang een bundel armspieren omhoog, terwijl hij met zijn andere hand een demonstrerend gebaar maakt.

Maar kijk eens naar de studenten, kijk naar hun houding tijdens deze anatomische les. Kijk naar hun gelaatsuitdrukking en tracht te beleven: wat bezielt deze studenten terwijl ze dit meemaken?

Eén van de studenten zit met zijn neus bijna bovenop de arm waarop sectie wordt verricht. Een ander kijkt er helemaal niet naar – dat is de belangrijkste. Die ziet iets heel anders. Hij kijkt met verbijsterde blik in de verte. Wat ziet hij daar? Het antwoord moet iedereen zelf ontdekken.
In dit schilderij is een wereldhistorisch moment door Rembrandt samengevat. Het bevat twee elementen: aan de ene kant het gericht zijn op het dode lichaam en het streven, door middel van experimenten, het mechanisme van dit dode lichaam te leren kennen; aan de andere kant een heel andere gerichtheid, die alleen maar wordt aangeduid.