donderdag 3 juni 2010

Leegte



In één van de werkjes die mijn studenten dit jaar schreven vond ik de volgende voetnoot:
“Pel je één voor één je lagen identiteit af, zoals bij een ui, dan tref je daar volgens de psychoanalye niets aan dan leegte. In onze kern treffen we geen schat, noch een parel aan, de mens is leeg in het diepst van zijn gedachten.
Als mensen er niet meer in slagen een identiteit te vormen en ‘leeg’ blijven, vallen ze vaak terug op hun lichaam. Een lichaam dat misschien moet spreken daar waar het subject zich in depressie terugtrekt. Het is niet te verwonderen dat de somatisatie steeds weliger tiert. En het lichaam sprak verder…En niemand die luisterde…”
In dit werkje wordt terecht het verband gelegd met het nihilisme en het ontbreken van identiteit dat ziekmakend is: “Sommige mensen kiezen ervoor een diagnose ‘aan te trekken’, als een mantel (der liefde). Ook dit werkt vaak identiteitsverlenend: ik ben CVS’er, ADHD’er voorziet iemand opnieuw van een identiteit, en nog liever deze negatieve identiteit dan helemaal geen identiteit.”
Anderzijds is er de terechte opmerking dat depressie tegelijkertijd symptoom en remedie is voor wat ik als filosoof ‘nihilsme’ noem: “Komt het erop neer nu niets in de wereld je nog aanspreekt, nu je in je depressiviteit verkiest niets meer te verlangen, dat je nu eindelijk kunt toekomen aan je eigen verlangens?”

Wat verstaat men eigenlijk onder de “leegte” die we volgens de psychoanalyse zouden aantreffen in de kern van de mens? Ik associeer dit met het boeddhistische concept van Leegte. In de kern van het boeddhistische inzicht is er een zekere niet-persoonlijke Fundamentele Realiteit, een oorspronkelijke Zin, een onverdeelde Eenheid. Het wordt aangetroffen in het concept van de Leegte, dat gelijkt op de Godheid van Eckhart en de Dharmakya. Dit beeld kan alleen gerealiseerd worden in de diepste mystieke ervaring, waarin alle beelden, alle processen, alle vormen, wegdeemsteren in een leeg ongedifferentieerd bewustzijn.
Leegte betekent in de Madhyamika conceptuele Leegte, d.w.z. dat het hier wel degelijk om iets positiefs gaat, dat we kunnen ervaren, maar niet conceptualiseren. Het concept Niets is geen negatie, maar dient gelezen te worden als niet-iets (no-thing), het is reëel, maar geen ding; en alleen dingen kunnen geconceptualiseerd worden. Men dient zich op de eerste plaats goed te realiseren dat er geen negatie van de fenomenaliteit kan bestaan, onder niet-fenomenaliteit kan niemand zich iets voorstellen, het is een ‘zwart gat’, waarover geen enkele uitspraak mogelijk is, en waarvan ook geen enkele ervaring kan bestaan. De fenomenaliteit komt niet allen tot ons als een wereld van zijn, en van dingen, die rationeel kunnen gecapteerd worden, maar ook als een beleving, die niet conceptualiseerbaar is, die tot uiting komt in de emotionalitiet die niet structureel beschrijfbaar is, alleen haar werking is conceptualiseerbaar. Ervaringen zijn alleen ervaarbaar. Het zijn geen analyseerbare ‘ietsen’ en ze zijn niet rationeel overdraagbaar. Zo is muziek zonder muzikale ervaring alleen maar lawaai, dat inderdaad analyseerbaar is, maar analyse van de ontroering is niet mogelijk, deze kan evenmin overgedragen worden, het is dan ook een conceptuele leegte. Die emotionele leegte wordt meestal als een volheid ervaren, ze vervult ons gemoed, maar mits ze altijd complementair gekoppeld is aan een rationele dimensie, is men zich meestal niet van deze conceptuele leegte bewust. Niets is (emotioneel) zo vol als de Leegte, niets is (conceptueel) zo Leeg als de Volheid.
Men kan deze Leegte op drie manieren benaderen.
Ten eerste als een negatief concept, het is het fameuze neti … neti ….noch … noch van de Upanishaden, het is de ‘omkering’ van de fenomenaliteit. Ten tweede is het een Mysterie, als een ongrijpbaar Niets aanwezig in de fenomenaliteit. Het is de boeddhistische idee dat elke golf in diepste wezen oceaan is, maar dat deze oceaan niet conceptualiseerbaar is. Het is de pan-theos die het ‘wezen’ van alle dingen is. Ten derde kan men het Niets idealiseren tot een autonoom Sunyata, een zee die ook los van de golven bestaat, of een God die zonder schepping of emanatie self-sufficïënt is.
Van de Japanse filosoof Nishida stamt het denkbeeld dat religies, zingevingen en culturen breekbare vlotten zijn die de mensen op open zee bouwen en waarop ze een tijdlang door de tijden drijven. De moderne mens in al zijn ‘nihilisme’ heeft in de roes van het creatieve werk, in de beheersing van de dingen en in de triomf over de voltooiing van het vlot de getijden en de open zee uit het oog verloren.
Bert De Prins

Geen opmerkingen: