Welopgevoede mensen kost het moeite ‘nee’ te zeggen. Dat zou neerkomen op eigenzinnigheid, en hoe beter men opgevoed is, des te meer is eigenzinnigheid taboe geworden. Gehoorzaamheid is de eerste plicht van het kind, en later verandert dat in burgerlijke gehoorzaamheid. In kinderruzies speelt gehoorzaamheid echter nog geen rol, en daar is het dan ook niet zo moeilijk nee te zeggen en zichzelf te handhaven. Waar men in een hartstochtelijke twist verstrikt raakt, bereikt men vaak een punt waar men met woorden alléén niet verder komt. Het lichaam weet dan raad, men steekt de tong uit en maakt een geluid dat duidelijk maakt wat men van de anderen vindt. Dat is een gebaar vol energie; en naast alle andere voordelen is het ook nog ondubbelzinnig. Het komt voor dat daarbij de ogen nijdig worden dichtgeknepen en de oogleden beven van vonkende energie. Ook kan men de tong uitsteken en daarbij de ogen wijd opensperren als lachspiegels. Wie zijn tong uitsteekt komt niet in de verleiding te knikken, wanneer hij eigenlijk het hoofd wil schudden.
Nee-zeggen zit ons, wat de bewegingen van het hoofd betreft, toch al wat onzeker in het lijf, want er zijn beschavingen waar schudden en knikken met het hoofd, nee en ja, precies het omgekeerde betekenen. De uitgestoken tong zegt nee met tal van ondertonen, er kan agressie bij komen, tegenzin of spot, en het gebaar verraadt dat men de tegenpartij beschouwt als idioot of neuroot. Dat nee kan boosaardig zijn, of vrolijk, of allebei tegelijk, en dan is het leedvermaak. Men produceert daarbij gemakkelijk een geluid dat klinkt als ‘ùllà’ en goed past bij leedvermaak – bij nog meer opwinding ook wel ‘bèh’, en dan ligt de nadruk voornamelijk op minachting […] dat is het tonguitsteken dat men ziet bij Tijl Uilenspiegel […] Hij staat, als alle kynici, ergens tussen de brutale vlerk en de spontane mens, tussen het naïeve en het geraffineerde, en omdat hij met zijn ‘onsmakelijke’ instemming zo ambivalent pendelt tussen eerlijkheid en boosaardigheid, weet de conventionele moraal niet erg goed raad met hem. Hij bewijst dat wij vaak de waarheid alleen aan het licht kunnen brengen door ervoor te betalen met vlegelachtigheid […] De waarheid is vaak in strijd met alle conventies, en de kynicus speelt de rol van een moralist die duidelijk maakt dat men de moraal moet overtreden om de moraal te redden.
Nee-zeggen zit ons, wat de bewegingen van het hoofd betreft, toch al wat onzeker in het lijf, want er zijn beschavingen waar schudden en knikken met het hoofd, nee en ja, precies het omgekeerde betekenen. De uitgestoken tong zegt nee met tal van ondertonen, er kan agressie bij komen, tegenzin of spot, en het gebaar verraadt dat men de tegenpartij beschouwt als idioot of neuroot. Dat nee kan boosaardig zijn, of vrolijk, of allebei tegelijk, en dan is het leedvermaak. Men produceert daarbij gemakkelijk een geluid dat klinkt als ‘ùllà’ en goed past bij leedvermaak – bij nog meer opwinding ook wel ‘bèh’, en dan ligt de nadruk voornamelijk op minachting […] dat is het tonguitsteken dat men ziet bij Tijl Uilenspiegel […] Hij staat, als alle kynici, ergens tussen de brutale vlerk en de spontane mens, tussen het naïeve en het geraffineerde, en omdat hij met zijn ‘onsmakelijke’ instemming zo ambivalent pendelt tussen eerlijkheid en boosaardigheid, weet de conventionele moraal niet erg goed raad met hem. Hij bewijst dat wij vaak de waarheid alleen aan het licht kunnen brengen door ervoor te betalen met vlegelachtigheid […] De waarheid is vaak in strijd met alle conventies, en de kynicus speelt de rol van een moralist die duidelijk maakt dat men de moraal moet overtreden om de moraal te redden.
[Peter Sloterdijk, Kritik der zynischen Vernunft]
Geen opmerkingen:
Een reactie posten