7 december 1999 Brieffragment
Een dag komt waarop een hand van licht het hout van mijn hart raakt, met zulk een kracht dat ik niet anders kan doen dan opstaan en te openen. Op de vraag die me dan zal gesteld worden zal ik slechts kunnen antwoorden met een glimlach, neen, ik heb niets gemaakt van mijn leven. Ik heb het zo veel mogelijk verloren.
Ik heb het verloren onder het hemeldek van de seizoenen. Ik heb het verloren zoals men een boek laat liggen op een bank in het park. Ik heb het gegeven aan een voorbijgangster. Zij heeft er haar naaktheid mee bedekt. Zij knipte er haar vrolijkste lach uit. Ik vertrouwde haar mijn dromen toe, en ten andere, ik droomde slechts van haar.
Zij ontsnapte me steeds. Ze kwam, ze ging. Ze sliep onder het blad, mijn gedachten magnetiserend tot hun uiterste, de vermoeidheid, de stilte.
Er zijn twee dingen in ons, liefde en eenzaamheid. Zij zijn onder elkaar als twee kamers verbonden door een nauwe deur. Schrijvend gaan we onophoudelijk van de ene naar de andere. We roepen op wat er onder de hemel ligt, wat er in het bloed brandt. We maken er een boeket reuzenbloemen van zoals kinderen die knippen uit rollen behangpapier. We schenken ze aan een jonge vrouw. Zij neemt wat men haar geeft. De brieven zijn werkelijk zolang men ze leest, daarna verwelken ze, worden ze wazig. Ze werpt ze weg, ze vraagt er nog. Andere brieven nog. Andere onleesbare zinnen.
tancredo infrasonic
Geen opmerkingen:
Een reactie posten