zaterdag 13 december 2008

Een houten huis op een gletsjer



In mijn adolescentie bevond ik me in een erge staat van verstomming t.a.v. het leven, voor elke overeenkomstig leven. Wat men moest zijn, dat zag ik wel. Men moest iemand zijn en om iemand te zijn moest men een naam hebben, een huis, indien mogelijk een vrouw en een beroep. Ik zag wel het geheel dat dat uitmaakte maar ik had niet erg veel zin daarin te stappen. De adolescentie is de moeilijkste periode. Ik vond me verstoken van elke steun en ik kon voorzien dat waar men me verwachtte, dat er daar niets was, niets dan een vermoeidheid, een staat van vermoeidheid, van opgave en zelfvoldaanheid. Ik kon niet meer achteruit, ik kon niet meer vooruit. Ik was zoals in een film van Chaplin, “the goldrush”, hij brengt de nacht door in een blokhuis aan de rand van een gletsjer. In zijn slaap duwt de wind het huis vooruit, half hangend over de afgrond. Bij het ontwaken wil Chaplin naar buiten en kan zich nog net vasthouden aan de klink van de deur. Hij kruipt naar binnen, al voelend dat daardoor het huis bijna onmerkbaar verschuift naar de diepte bij elke beweging. Een leven kan men niet verlaten noch bewonen, dat is de adolescentie, een houten huis op een gletsjer.


tancredo infrasonic

Geen opmerkingen: