Don Quichot was nog maagd. Bettina [Bettina Brentano von Arnim] was vijfentwintig toen zij voor het eerst een mannenhand op haar borst voelde, in de hotelkamer van Teplitz waar ze zich alleen met Goethe bevond. En Goethe, als ik zijn biografen mag geloven, kende de lichamelijke liefde maar gedurende zijn fameuze reis door Italië, toen hij bijna veertig was. Kort na zijn terugkeer, in Weimar, ontmoette hij een arbeidster van drieëntwintig, die hij zijn eerste permanente maîtresse maakte. Zij was Christiane Vulpius, die in 1806, na vele jaren samenwonen, zijn wettige echtgenote werd, en die, in het memorabele jaar 1811, de bril van Bettina op de grond wierp. Zij was trouw en toegewijd aan haar man (men zegt dat ze Goethe met haar eigen lichaam beschermde toen hij bedreigd werd door dronken soldaten van Napoleon) en zeker was zij een goede minnares, als we mogen afgaan op het feit dat Goethe haar “mein Bettschatz” noemt.
Nochtans bevindt Christiane zich, in Goethe’s hagiografie, buiten de liefde. De negentiende eeuw (maar ook de onze, die nog steeds bevangen wordt door de voorafgaande eeuw) weigert Christiane op te nemen in de galerie van Goethe’s geliefden, naast Charlotte (die model stond voor de Lotte van Werther), Frederika, Lili, Bettina of Ulrike. Dat is omdat het zijn vrouw was kan je zeggen en we het huwelijk opvatten als iets anti-poëtisch. Maar ik geloof dat de echte reden dieper zit: het publiek heeft geweigerd in Christiane een geliefde van Goethe te zien simpelweg omdat Goethe met haar sliep. Omdat de liedes-schat en de bed-schat als twee onverenigbare zaken werden beschouwd. De negentiende-eeuwse schrijvers beëindigden hun romans dikwijls met een huwelijk. Dat was niet omdat zij het liefdesverhaal wilden behoeden voor de verveling van het huwelijk. Neen, omdat zij het wilden behoeden voor de coïtus.
De grote Europese liefdesgeschiedenissen spelen zich af in een extra-coïtale ruimte: het verhaal van de prinses van Clèves, dat van Paul en Virginie, de roman van Fromentin waarvan de held, Dominique, gans zijn leven van één vrouw houdt en haar zelfs nooit kust, en natuurlijk het verhaal van Werther, of Viktoria van Hamsun, en het verhaal van Pierre en Luce, de personages van Romain Rolland die in hun tijd de lezeressen van gans Europa tot tranen bewogen. In zijn roman de Idioot, laat Dostojevski Nastassia Filippovna naar bed gaan met de eerste de beste koopman, maar wanneer er van echte passie sprake was, wanneer zij zich namelijk verscheurd voelde tussen Prins Mysjkin en Rogojine, losten zich hun geslachten op in de drie grootse harten als suikerklontjes in drie tassen thee. De liefde tussen Anna Karenina en Vronsky eindigde met hun eerste seksuele daad, waarna het niets meer dan het verhaal werd van het eigen stuklopen en we weten zelfs niet waarom: bedreven ze de liefde zó lamentabel? Of juist integendeel met zoveel intensiteit dat de kracht van het genot in hen een gevoel van schuld deed ontstaan? Wat ook het antwoord is, we komen steeds tot hetzelfde besluit: ná de pre-coïtale liefde is er geen grote liefde meer, en kan er geen meer zijn.
Dat betekent geenszins dat de extra-coïtale liefde onschuldig, liefelijk, kinderlijk, zuiver is: integendeel, het bevat alles wat men als des duivels kan verbeelden op dit ondermaanse. Nastassia Filippovna kon met alle gemak naar bed gaan met vulgaire handelaars, maar zodra ze Prins Mysjkin en Rogojine had ontmoet, wiens geslachten, zoals ik zei, zich oplosten in de grote samovar van de gevoelens, kwam ze in een catastrofale toestand terecht en betekende het haar einde. Herinner u ook die prachtige scène uit Dominique van Fromentin: de twee geliefden die al jaren naar elkaar verlangden en elkaar zelfs niet durfden aanraken gaan een ritje maken te paard en de lieve en zachtaardige Madeleine geeft haar paard de sporen en begint een wilde rit terwijl ze wist dat Dominique, die haar volgde een slechte ruiter was en zich mogelijk de hals kon breken. De extra-coïtale liefde: een pot op het vuur, waarin het gevoel eens op kookpunt, verandert in passie en waarvan het deksel als een gek begint te dansen.
Nochtans bevindt Christiane zich, in Goethe’s hagiografie, buiten de liefde. De negentiende eeuw (maar ook de onze, die nog steeds bevangen wordt door de voorafgaande eeuw) weigert Christiane op te nemen in de galerie van Goethe’s geliefden, naast Charlotte (die model stond voor de Lotte van Werther), Frederika, Lili, Bettina of Ulrike. Dat is omdat het zijn vrouw was kan je zeggen en we het huwelijk opvatten als iets anti-poëtisch. Maar ik geloof dat de echte reden dieper zit: het publiek heeft geweigerd in Christiane een geliefde van Goethe te zien simpelweg omdat Goethe met haar sliep. Omdat de liedes-schat en de bed-schat als twee onverenigbare zaken werden beschouwd. De negentiende-eeuwse schrijvers beëindigden hun romans dikwijls met een huwelijk. Dat was niet omdat zij het liefdesverhaal wilden behoeden voor de verveling van het huwelijk. Neen, omdat zij het wilden behoeden voor de coïtus.
De grote Europese liefdesgeschiedenissen spelen zich af in een extra-coïtale ruimte: het verhaal van de prinses van Clèves, dat van Paul en Virginie, de roman van Fromentin waarvan de held, Dominique, gans zijn leven van één vrouw houdt en haar zelfs nooit kust, en natuurlijk het verhaal van Werther, of Viktoria van Hamsun, en het verhaal van Pierre en Luce, de personages van Romain Rolland die in hun tijd de lezeressen van gans Europa tot tranen bewogen. In zijn roman de Idioot, laat Dostojevski Nastassia Filippovna naar bed gaan met de eerste de beste koopman, maar wanneer er van echte passie sprake was, wanneer zij zich namelijk verscheurd voelde tussen Prins Mysjkin en Rogojine, losten zich hun geslachten op in de drie grootse harten als suikerklontjes in drie tassen thee. De liefde tussen Anna Karenina en Vronsky eindigde met hun eerste seksuele daad, waarna het niets meer dan het verhaal werd van het eigen stuklopen en we weten zelfs niet waarom: bedreven ze de liefde zó lamentabel? Of juist integendeel met zoveel intensiteit dat de kracht van het genot in hen een gevoel van schuld deed ontstaan? Wat ook het antwoord is, we komen steeds tot hetzelfde besluit: ná de pre-coïtale liefde is er geen grote liefde meer, en kan er geen meer zijn.
Dat betekent geenszins dat de extra-coïtale liefde onschuldig, liefelijk, kinderlijk, zuiver is: integendeel, het bevat alles wat men als des duivels kan verbeelden op dit ondermaanse. Nastassia Filippovna kon met alle gemak naar bed gaan met vulgaire handelaars, maar zodra ze Prins Mysjkin en Rogojine had ontmoet, wiens geslachten, zoals ik zei, zich oplosten in de grote samovar van de gevoelens, kwam ze in een catastrofale toestand terecht en betekende het haar einde. Herinner u ook die prachtige scène uit Dominique van Fromentin: de twee geliefden die al jaren naar elkaar verlangden en elkaar zelfs niet durfden aanraken gaan een ritje maken te paard en de lieve en zachtaardige Madeleine geeft haar paard de sporen en begint een wilde rit terwijl ze wist dat Dominique, die haar volgde een slechte ruiter was en zich mogelijk de hals kon breken. De extra-coïtale liefde: een pot op het vuur, waarin het gevoel eens op kookpunt, verandert in passie en waarvan het deksel als een gek begint te dansen.
Het concept van de Europese liefde heeft zijn wortels in extra-coïtale bodem. De twintigste eeuw die zich beroept op de bevrijding van de seksualiteit en spot met romantische gevoelens heeft aan dit begrip van liefde geen nieuwe betekenis toegevoegd (dat is één van de mislukkingen van deze eeuw) zodat wanneer een jonge Europeaan in stilte het grote woord uitspreekt, zich willens nillens op de vleugels van het enthousiasme bevindt op precies hetzelfde punt waarop Werther zijn liefde voor Lotte beleefde en waarop Dominque bijna van zijn paard viel.
[Milan Kundera, De Onsterfelijkheid]
Geen opmerkingen:
Een reactie posten