vrijdag 6 februari 2009

Bewustzijn en fysica (1) impliciete orde


Fritjof Capra is beroemd geworden door zijn bestseller The Tao of Physics (1975), waarin hij wijst op de parallellen die er lopen tussen de nieuwste theorieën van de natuurkunde en inzichten uit de oosterse filosofie, zoals taoïsme, boeddhisme en hindoeïsme. Het is inderdaad frappant dat de vacuümtoestand van de fysici opvallend veel overeenkomst vertoont met de toestand van ‘leegte’ die vele mystici hebben ervaren, een leegte die tegelijkertijd een volheid is, omdat zij de bron van alle bestaan is. De vraag rijst dan ook of fysici en mystici uiteindelijk niet spreken over dezelfde realiteit, zij het dat zij die benaderen langs totaal tegenovergestelde wegen: de fysicus door de grondslag van de materiële werkelijkheid te zoeken – via abstracte wiskundige theorieën – en de mysticus door in zijn eigen innerlijk af te dalen.

De fysicus John Hagelin, die onder andere werkte bij de CERN en het SLAC (twee bekende centra voor deeltjesonderzoek) meende dan ook, op grond van een vergelijking van de eigenschappen van het verenigd veld van de natuurkunde en van de hoogste staat van bewustzijn, de identiteit van beide te mogen postuleren. Zo hebben beide bijvoorbeeld een volmaakte ordelijkheid en zijn zij beide zelf-refererend. In de vedische wetenschap waarbinnen Hagelin ook werkt, spreekt men van het niveau van het Zijn als grondslag van al het bestaan, het ‘veld van alle mogelijkheden’, ‘het tehuis van alle natuurwetten en alle kennis’, dat niet slechts een hypothese is, maar door middel van meditatie rechtstreeks te ervaren is.

De eminiente fysicus David Bohm spreekt hier van een impliciete orde die zich kenmerkt door heelheid en die zich ontvouwt in de expliciete orde die wij met onze zintuigen kunnen waarnemen. De impliciete orde ziet hij als primair, de expliciete orde als een afgeleide orde. Bohm’s theorie, die overigens niet gemakkelijk is, is om meer dan één reden belangrijk. Zo werpt zij een nieuw licht op de verhouding van geest en materie, een probleem dat filosofen en wetenschappers al eeuwenlang bezighoudt. Verschillende energievormen als licht en geluid vouwen doorlopend informatie in. Deze informatie betreft in principe het hele universum. Via de zintuigen bereikt deze de hersenen. Zo houdt de materie van ons lichaam – de hersenen – het universum ingevouwen, zoals ook neuropsycholoog Karl Pribram stelt in zijn holografisch model van het bewustzijn. Bohm ziet nu geen causale wisselwerking tussen geest en materie, maar stelt dat ‘de bewegingen van beide de uitkomst zijn van verbonden projecties van een gemeenschappelijke hoger-dimensionale grond’. In deze gemeenschappelijke grond overheerst de impliciete orde. Overigens doet dit concept denken aan het begrip ‘substantie’ van de zeventiende-eeuwse filosoof Spinoza, die leerde dat geest en stof attributen zijn van één substantie, die hij gelijk stelde aan een onpersoonlijke God of Natuur.

David Bohm


Ook vanuit het model van het vacuümveld komt de verhouding van subject en object in een nieuw licht te staan. Men neemt aan dat in dit superveld materiedeeltjes en velddeeltjes ontstaan via het mechanisme van spontane symmetriebreking. Op een soortgelijke wijze kan men zich voorstellen dat in het ene Zijn – dat tevens Bewustzijn is – een splitsing van subject en object plaatsvindt; en dat daarmee gedachten mogelijk worden. De vraag rijst dan of men niet omgekeerd de eenheid van subject en object kan herstellen, en daarmee een direct contact met het Zijn, het Absolute kan realiseren. Pribram is inderdaad van mening dat mystici erin slagen om een directe toegang tot de impliciete orde te hebben.

Geen opmerkingen: