zondag 25 januari 2009

Energie (2) beweging


Het duidelijkste verschil is beweging. De doden kunnen niet dansen, terwijl de levenden vrolijk rondspringen. In vroege culturen, zoals die van het oude Egypte en Griekenland, werd beweging vaak als teken beschouwd dat het bewegende object, al was het de zon die langs de hemel trok, wilde bewegen of de bedoeling had te bewegen, en het dus een soort geest had die dit wilde. Een kanttekening hierbij is echter dat ook een dood lichaam kan bewegen. Als we een arm optillen en loslaten, zal hij terugvallen. Als we het lichaam oprichten en overeind houden en met zijn arm zwaaien, zal het staan te wuiven. Als we beide mondhoeken opduwen, schenkt het ons misschien zelfs een demonische glimlach (mits rigor mortis nog niet is ingetreden). Het wezenlijke verschil tussen de levenden en de doden is niet beweging zelf, maar eerder spontane of opzettelijke beweging. Opzettelijke beweging is een teken van geest, een soort mentale energie. Dit concept van zelf gecreëerde beweging gebruikten vroege culturen om de wereld in het levende en het levenloze te verdelen. Als spontane beweging niet door levende mensen of dieren werd veroorzaakt, dan werd ze aan zielen, geesten, duivels of goden toegeschreven. Een steen leeft niet, omdat hij niet uit zichzelf beweegt – zelfs een rollende steen leeft niet als hij van een berg wordt geduwd – maar een lawine kan op het werk van een boze god of duivel wijzen. Het schijnbaar spontane bewegen van wind, bliksem, zon en planeten werd door de oude Egyptenaren, Chinezen, Grieken en indianen in verband gebracht met geesten of goden. Het onderscheid tussen levende en niet-levende dingen was toen in feite niet zo helder of belangrijk als nu, omdat de wereld vol bovennatuurlijke geesten was en men zelfs van levenloze objecten kon denken dat ze bedoelingen of verlangens hadden.

We dienen er nota van te nemen dat het soort beweging dat als 'zelfgecreëerd' wordt beschouwd, afhangt van de theorie die men hanteert. Thales, die bekendstaat als de 'grootvader' van de Griekse filosofie en wetenschap en die rond 600 v. Chr. actief was, dacht dat een magneet een ziel had omdat hij ijzer kon laten bewegen. Het feit dat alles onder bepaalde omstandigheden bijvoorbeeld wanneer men het laat vallen) op schijnbaar spontane manieren beweegt, was mogelijk de reden voor zijn vermaarde uitspraak: 'Alle dingen zitten vol goden'. Omstreeks 350 v. Chr. Beschreef Aristoteles God als de ‘onbewogen beweger’, de eerste bron van vrije, ongedwongen beweging en verandering. Nu zijn we in het andere uiterste vervallen en geloven veel wetenschappers dat spontane bewegingen of veranderingen

niet bestaan, zelfs niet in mensen (omdat elke verandering, via een of ander mechanisme, door een voorafgaande verandering wordt veroorzaakt), en goden, zielen of geesten dus niet nodig zijn.

Wanneer onze holbewoner-denker zijn prachtige nieuwe hypothese (dat zelf gecreëerde beweging het verschil uitmaakt tussen leven en dood) in naburige grotten ter sprake brengt, zal een bijdehante holbewoonster al snel wijzen op de fout in zijn redenering, namelijk dat hij, wanneer hij slaapt of buiten westen is, geen zelf gecreëerde bewegingen aan de dag legt, maar het er toch alle schijn van heeft dat hij leeft. Ze vervolgt misschien dat iedereen met een beetje verstand weet dat onder zulke omstandigheden een levende van een dode te onderscheiden is door bijna onmerkbare inwendige bewegingen: ademhaling, polsslag en hartslag. Deze inwendige bewegingen worden ook nu nog gebruikt om de diagnose levend of dood te stellen, en het onderzoek naar deze bewegingen, en de ermee verbonden processen, heeft geleid tot onze moderne denkbeelden over leven en lichamelijke energie.

Geen opmerkingen: