zondag 18 januari 2009

Fernando Pessoa's heteroniemen (2) Ricardo Reis

Ricardo Reis

Ricardo Reis, het enige heteroniem dat ouder is dan Pessoa, is geboren 19 september 1887, 19.05u, te Porto. Reis, opgevoed op een jezuïetencollege, classicus, intellectueel, medicus van beroep, woont, vanwege zijn monarchistische sympathieën, sinds 1919 als balling in Brazilië (in 1910 was in Portugal de monarchie vervangen door een republiek).

Drie maanden na Caeiro verschijnt Reis op papier. Ook hij is, als Caeiro, bucolicus, maar van een ‘ingewikkeld soort’, intellectueel, cerebraal, kortom: meer Pessoa. Hij bleef dan ook in leven en was zelfs van alle heteroniemen de meest regelmatige: hij schreef in vrijwel elk levensjaar van Pessoa, tot op 13 november 1935, veertien dagen voor Pessoa’s dodelijke leverkoliek. Misschien is Reis minder ideaal dan Caeiro – juist daarom levensvatbaarder. Als dichter misschien stijver – als heteroniem minder mislukt. Reis’ werk is de rationalisering van het intuïtieve werk van Caeiro, hij is de artistiek orthodoxe heiden, inclusief klassieke filosofie en mythologisch apparaat. Met Caeiro, wie elke zweem van geleerdheid vreemd is, heeft hij gemeen dat hij een product is van Pessoa’s neoclassicistische theorieën. Beiden menen dat alleen de uiterlijke werkelijkheid kenbaar is, beiden ervaren de wereld als begrensd, beiden situeren hun werk diesseits van goed en kwaad (Reis zegt: “Ik verafschuw de leugen, omdat het een onnauwkeurigheid is”), beiden tonen een volstrekte minachting voor elke sociale problematiek (Caeiro sprekend over mensen die honger hebben, vraagt zich af of dat is “honger naar eten / Of [...] naar andermans dessert”.) De poëzie echter van Caeiro, de hellenist, is onbeschaduwd, kinderlijk, breedsprakig, syntactisch eenvoudig, ongefrustreerd (alles wat Pessoa niet was). Voor hem is er werkelijk geen andere werkelijkheid dan de uiterlijke. Reis, de latinist, de geleerde, dwingt Caeiro’s intuïtieve heidendom in een klassieke ideologie, met evenveel intellect als hij zijn verzen modelleert in strenge, epigrammatische Horatiaanse oden, vol syntactische en lexicale latinismen. Caeiro is pantheïst, Reis fatalist. Reis weet dat er een andere werkelijkheid is dan de uiterlijke, maar hij verkiest het mysterie met rust te laten. Liever welbewust niet-weten dan ijdel ploeteren. Om ons te wapenen tegen de pijn dat het leven verstrijkt en dat alles, zelfs de wereld der goden, ondergeschikt is aan het Fatum, moeten we, net als onze verzen, onze ziel disciplineren, onze verlangens conformeren aan het weinige dat ons is gegund. Meer willen leidt tot pijn. Groot geluk eveneens, want hoe groter geluk, des te groter het verdriet het te verliezen, des te ondraaglijker de gedachte dat alle goed vergankelijk is:

"Heb niets in je handen, noch /Een herinnering in de ziel, //Dan zal, wanneer de laatste obool / Men je in de handen legt, // En men je handen openvouwt, / Niets je ontvallen."

Aurea mediocritas, dat beoogt Reis. De ataraxie van de Perzische schaakspelers, die terwijl hun stad wordt verwoest, de huizen worden geplunderd, vrouwen verkracht en kinderen vermoord, zich niet laten afleiden van hun spel. Met zijn intellectueel stoïcisme, zijn filosofie van de abdicatie (“Doe afstand / En wees koning van jezelf”) zal Reis Pessoa een minder volmaakt maar duurzamer soelaas hebben geboden dan Caeiro met zijn argeloze maar irreële levensvreugde.

Geen opmerkingen: