donderdag 15 januari 2009

Stof - lichaam - geest (6) Moleculen zijn 'doodloos'


Het is belangrijk goed te beseffen dat biologie zich niet laat reduceren tot biochemie. Dat wil niet zeggen dat we hiermee terugvallen in het vitalisme. Denk aan biologische begrippen als: soort, territorium, competitie, adaptatie, selectie, voortplanting, erfelijkheid, populatie, prooidier. Ernst Mayr zegt hierover in The growth of biological thought, 1982:

“[Bovengenoemde concepten] zijn voorbeelden van organische verschijnselen waarvan een beschrijving in zuiver fysische termen op zijn minst onvolledig is, en biologisch gesproken niet ter zake doende.”

Een uitputtende opsomming van alle fysische elementen van een stuk bos kan immers nooit in het begrip ‘territorium’ uitmonden. Net zo min als een beschrijving van alle individuele stenen ooit kan stuiten op de schoonheid van de Onze-Lieve-Vrouwe-kathedraal van Antwerpen. Begrippen als ‘lever, cel, gewricht, hart, zenuw’ kunnen nooit chemisch geformuleerd worden. Hoe zou men uit de fysieke eigenschappen van kraakbeen ooit het begrip ‘gewricht’ kunnen afleiden? Hetgeen natuurlijk niet wil zeggen dat kraakbeen niet uit moleculen, of de Onze-Lieve-Vrouwe-kathedraal niet uit stenen zou bestaan. De verwarring is die tussen processen (chemische reacties) en concepten (voortplanting). Het gaat er natuurlijk niet om te ontkennen dat er in een dier tijdens voortplanting fysisch of chemische processen plaatsvinden, maar die kunnen nooit het begrip voortplanting invullen.


Er zijn twee fundamentele verschillen tussen biologische en chemische entiteiten. Cellen, organen, dieren, planten enzovoort verouderen en gaan dood. Moleculen niet. Het begrip ‘dood’ is niet in fysisch/chemische termen te formuleren. ‘Leven’ ook niet. Moleculen zijn ‘doodloos’ Het ontkennen van de dood door de arts vindt onder andere een grond in het feit dat het ‘uiteindelijke fundament’ waarop zijn analyse steunt, het molecuul, niet dood kan. “Zolang er chemie is, is er hoop”, zou men, dwalend, kunnen formuleren.

Een tweede opvallend verschil tussen de biologische en de fysische wereld is de onderlinge variatie die men in een groep van dezelfde individuen aantreft. Wat men dezelfde dieren (paarden) of structuren (neuzen) noemt, vertoont een onderlinge variatie die men tussen moleculen niet aantreft. Denk eens aan de vele mogelijke vormen waarin we menselijke neuzen tegenkomen en vergelijk deze variatie eens met watermoleculen. Het gaat hier om een wezenlijk verschil. Alle watermoleculen zijn en waren en zullen altijd hetzelfde zijn. Watermoleculen slijten dan ook niet. Niet omdat ze steviger gemaakt zijn, maar omdat het hier om een ander begrip gaat.Biologische individuen zijn dus niet te reduceren tot chemische. Biologische individuen leven in de tijd, hebben een ge-schiedenis, gaan dood en vertonen een onderlinge variatie binnen een groep van dezelfde individuen, die in de chemie niet voorkomt. Chemische individuen zijn tijdloos, verouderen niet, gaan niet dood en zijn identiek.

Geen opmerkingen: