In de meeste vroege culturen stond de ademhaling centraal in de ideeën over leven en energie: In Egypte werd de adem in verband gebracht met ka, een ziel die zich na de dood van het lichaam losmaakte. Adem-energie stond in het oude China bekend als ch'i, in Griekenland als thymos en later pneuma en in India als prana, hoewel elk van deze uitdrukkingen in de betreffende cultuur weer iets anders betekende. De eerste intrede van de adem in het lichaam en het laatste uitblazen ervan waren synoniem met leven en dood. Volgens de Griekse legende werd de eerste mens door Prometheus uit aarde en water gevormd, maar werden ziel en leven hem ingeblazen door de godin Athene. Als de ademhaling stopt, leidt dat tot verlies van bewustzijn en ten slotte tot de dood, en het moet dus altijd duidelijk zijn geweest dat leven direct afhangt van ademhaling. Ademhaling is echter met veel meer dingen verbonden dan alleen met in leven blijven. Veranderingen in adem en ademhaling treden ook in de meeste emotionele toestanden op, wat te herkennen is in zinsneden zoals: 'ze benam hem de adem'; 'hijgend van geestdrift'; 'naar adem snakken van verbazing'; 'snikken van verdriet'; en 'geeuwen van verveling'. Deze emoties gaan gepaard met geluiden en borstbewegingen, wat ons op het idee zou kunnen brengen dat alle emoties in de borst gevestigd zijn en in geluid worden uitgedrukt (zoals in de zin 'stort je hart maar eens uit’). We kunnen ook denken dat spreken zelf een soort adem is, omdat woorden door de adem uit de borst lijken te worden gedragen. In pre-alfabetische en semi-alfabetische culturen werd denken vaak als een vorm van spreken beschouwd, misschien omdat denken in veel gevallen hardop gebeurde. Omdat spreken en uitingen van emotie met ademhaling verbonden waren, konden denken en emoties dus in verband worden gebracht met de adem in de borst.
In het preklassieke Griekenland dat in de Ilias en de Odyssee wordt geschilderd, werden denken en emotie gezien als een soort ademenergie, thymos genoemd, die in de longen of borst (frenes) was opgeslagen en werd uitgeademd als spreken, boosheid of verdriet. De Grieken blijken zich thymos te hebben voorgesteld als een hete damp, afkomstig uit het lichaam of het bloed, een idee dat misschien was ingegeven door de damp die op een koude dag in de adem te zien is, of door de damp die aan stromend bloed ontsnapt. We hebben dan ook beelden van de geest en de ziel als gedeeltelijk zichtbare damp, zoals de ziel die met de laatste ademtocht van een stervende aan het lichaam ontsnapt. Het moderne woord 'inspiratie' betekent in oorsprong zowel inademing of inblazing als het ontvangen van goddelijke of bovennatuurlijke gedachten en gevoelens. Dit woordgebruik is misschien ontleend aan Homerus, bij wie uitzonderlijke gedachten, gevoelens, moed, kracht, boosheid en dromen vaak afkomstig waren van de goden, die deze 'inbliezen' als thymos, die in de borst/longen werd opgeslagen, voordat de mensen ze uitademden als spraak, gevoel, bewuste handeling, of gedachte.
De adem kan best nog op een andere manier belangrijk zijn geweest om zich een voorstelling te vormen van leven. Hij is (doorgaans) onzichtbaar, maar wanneer we hard blazen kan onze adem dingen in beweging brengen en kunnen we hem in onze handen voelen. In dit opzicht is hij vergelijkbaar met de wind, die vaak als de adem en wil van goden werd opgevat. Adem was dus een onzichtbare bron van beweging buiten het lichaam, en zou daarom kunnen dienen als onzichtbare bron van beweging in het lichaam, om ledematen te bewegen en de levensverrichtingen uit te voeren.
Pneuma (πνευμα) is afgeleid van πνέω pneoo, blazen, en zijn oudste betekenis is “wind”, niet alleen als bewegende materie (lucht), maar ook als energie: het blazen van de wind. De Pythagoreeërs beschouwden de kosmos als levend en ademend. Het kreeg ook – reeds bij Euripides – de betekenis van “de adem van de levende wezens”. Op deze idee van de lichamelijke wind baseerde Hippokrates zijn Peri Phusoon, De flatibus (over de winden). Deze lichaamswind (phusa) is een deel van de kosmische pneuma (“Het hele universum tussen hemel en aarde is gevuld met pneuma”) en de basis van het leven. Aristoteles nam deze idee over en beschouwde pneuma als datgene wat levende van niet-levende wezens onderscheidde. Het is een bio-motorische kracht, aangedreven door de psychè. In zijn opvatting kan de lucht niet de oorzaak van het leven zijn, vermits een foetus niet ademt. Het pneuma kan zichzelf niet stimuleren, en dit moet door een geestelijk principe gebeuren; de psychè. Waarmee we niet alleen in het dualisme belanden, maar een onoverbrugbare kloof tussen lichaam en geest hebben geschapen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten