zaterdag 24 januari 2009

Oneindigheid (1) Droste-effect


“Begin en einde vallen op de omtrek van een cirkel samen.” (Herakleitos)

“I could be bounded in a nutshell, and count myself a kind of infinite space.” (W. Shakespeare, Hamlet)

Als ‘oneindigheid’ slechts een woord was geweest, dan had je geaarzeld of je dat woord zou gebruiken. Het is een kwestie van persoonlijke hygiëne dat je geen woorden in de mond neemt, waarvan je niet weet waar ze vandaan komen of waarnaar ze verwijzen. Toch, oneindigheid is meer dan een woord. Het is de afgrond die vlak achter de verschijnselen schuilgaat, maar meestal niet wordt opgemerkt; zelfs niet als je er met je neus boven hangt.

Neem het overbekende cacaoblik van Droste, waarvan de term ‘Droste-effect’ is afgeleid. Volgens het woordenboek een ‘repeterend visueel effect’, maar beter is het dit een ‘oneindigheidseffect’ te noemen. Het ‘Droste-effect’ is een voorbeeld van oneindige regressie, tegenhanger van de oneindige progressie die zich in lineaire reeksen manifesteert, bijvoorbeeld het getal π (pi), dat achter de komma eindeloos doorgaat. Zo’n lineaire reeks uitschrijven, daar begint eigenlijk niemand aan, alleen een gek die denkt dat hij zo de oneindigheid vast kan leggen.

Het ‘Droste-effect’ is het oneindigheidseffect dat wordt teweeggebracht door de afgebeelde verpleegster, die een Drosteblik op een schaal presenteert, met op dat blik weer een verpleegster, die een Drosteblik presenteert, en zo verder, ad infinitum. Zo wordt de oneindigheid heel handig ingeblikt. Op dat cacaoblik wordt de afbeelding in de afbeelding steeds kleiner, het effect bestaat uit een proces van herhalen en ‘terugtreden’ dat oneindig zou kunnen zijn. ‘Zou kunnen zijn’, want dat het een oneindig proces is, daar kan ik geen zichtbaar bewijs van vinden. Zelfs als ik een vergrootglas erbij pak, tel ik maar twee verpleegsters; de afbeelding op het derde blik bevat louter vlekjes. De oneindigheid, is de conclusie, wordt wel aangeduid in het verschijnsel, in het effect, maar de oneindigheid begint pas echt voorbij het zichtbare – daar waar het denken, in beweging gebracht, op eigen kracht voortgaat.


Hetzelfde effect – alleen minder sterk – zit verscholen in de Russische Baboeschka-poppetjes. Zij worden als je ze opent kleiner en kleiner, maar pas waar het poppetje zo klein is dat het niet meer met het blote oog te zien valt, daar wordt bij de toeschouwer het idee van oneindigheid opgewekt. De visuele voorbeelden kunnen onbeperkt uitgebreid worden: postzegels afgebeeld op postzegels, Matisses schilderij van een kamer, met daarin aan de muur een miniatuurversie van hetzelfde schilderij. De Franse term voor het effect, mise en abîme (‘in de afgrond werpen’), is afkomstig uit de heraldiek. Als je tussen twee spiegels in staat en probeert zo ver mogelijk in de zich vernauwende spiegelreeks te kijken, dan zul je iets van de afgrond van de mise en abîme gewaarworden.

Hoewel we eerder geneigd zijn oneindigheid in het oneindig grote te zoeken, het heelal, god, het aantal zandkorrels op aarde, tref je de bodemloze ervaring eerder in het oneindig kleine, waar de Droste-blikken en Baboeschka-poppetjes naar verwijzen: de terugtredende reeks lost op in het denken van het oneindig kleine. Zelfs niet door de sterkste microscoop kan dat oneindig kleine in beeld worden gebracht, want het bestaat voornamelijk als een idee, dat bij ons opkomt wanneer de grenzen van onze waarneming overschreden worden.

Geen opmerkingen: