dinsdag 13 januari 2009

Wie is er bang voor de dood?


Vanitas – stilleven, schilderij van Pieter Claesz, 1630 Mauritshuis Den Haag

In Montaignes Essays gaat het steeds om de ijdelheid en de vergankelijkheid van al het aardse. ‘Filosoferen betekent leren hoe men sterft’, luidt, gebaseerd op een klassieke uitspraak, het motto van een van de 107 hoofdstukken van het omvangrijke werk. Ook de vorm van de Essays weerspiegelt deze thematiek; gedachtesprongen, zelfrelativerende autobiografische beschouwingen en een schijnbaar willekeurige aaneenrijging van zakelijk nauwelijks samenhangende hoofdstukken stimuleren associaties met het vergeefse en het oplossen van de dingen en de gedachten. Een vergelijkbaar op zichzelf betrokken zijn en zelfs virtuele zelfopheffing van het geschapene vinden we ook in de literatuur en beeldende kunsten van de Barok. Het is in de allegorieën over de vergankelijkheid, zoals in het hier afgebeelde stilleven, niet altijd aantoonbaar, maar in de glans en zinnelijke pracht waarmee de stoffelijkheid van uiteindelijk toch aan verval onderhevige dingen geschilderd wordt, ligt een zekere ironie die niet in de laatste plaats aan Montaigne doet denken.

Wij zijn het aan onszelf verplicht om goed te leven, niet om goede boeken te schrijven, en het gaat er niet om veldslagen te winnen en gewesten te veroveren, maar om kalmte en rust te vinden bij de dingen die wij doen.”

Deze zinnen werden neergeschreven door Michel de Montaigne, aan het einde van de zestiende eeuw. Het zijn de mooiste zinnen die hij schreef en ze staan in het mooie essay dat hij schreef: ‘Over de ervaring’.

Succes hebben betekent in onze tijd nog goeddeels hetzelfde als in de tijd van Montaigne. Gearriveerd of geslaagd is degene die in de sociale sfeer aanzien of prestige heeft. Het doet er niet zo veel toe hoe iemand dat bereikt, of hij schaakkampioen wordt of een invloedrijk politicus, of zijn schilderijen in het SMAK hangen of dat zijn bedrijf beursgenoteerd is, punt is dat hij of zij erkenning krijgt.

Het grote nadeel van erkenning is de onzekerheid die eraan vastkleeft. De publieke opinie is nog veranderlijker dan het weer en wie denkt ‘gearriveerd’ te zijn kan niet op zijn lauweren gaan rusten zoals het woord ten onrechte suggereert, maar doet er goed aan zich danig in te spannen teneinde de bereikte positie te behouden. Voor je het weet wordt je verslagen, gepasseerd of beschuldigd van fraude. Bevorderlijk voor de gemoedsrust is dat allemaal niet.

De kunst van het leven bestaat er niet in succesvol te zijn, maar te genieten van het leven, succes of niet. Een flinke dosis tegenspoed komt daarbij zelfs wel gelegen, want voor wie de wind mee heeft is er weinig kunst aan gelukkig te zijn. Hoewel het sommigen ook dan niet lukt, misschien juist door de overmaat aan weelde en succes.

Wie kan genieten zonder zich te hechten aan het genot, is beter voorbereid op de eigen dood, de ultieme onthechting. Geloof kan daarbij helpen. Niet het geloof als een blind varen op kerkelijke doctrines. Evenmin het geloof als een zich vastklampen aan een troostende vader en een reddend hiernamaals. Het geloof is geen reddingsboei, maar lijkt meer op leren zwemmen. Geloven geeft vertrouwen waardoor je de kant durft los te laten en, o mirakel, drijven blijkt niets meer te zijn dan niets doen, dan het water toestaan je lichaam te dragen. Het geloof an sich doet er hier eigenlijk niet toe, het gaat om het loslaten, het ‘iets doen door niets te doen’. De innerlijke houding van afstand nemen is de kern van de levenskunst. Het beheerst loslaten dat een elementair onderdeel is van bijvoorbeeld yoga en tai chi, en ontbreekt in het westerse denken over levenskunst. Weliswaar spreken de stoïcijnen over afstand nemen van het wereldse en predikt Pascal de verzaking om tot verlossing te geraken, maar dat is toch iets heel anders dan de wijze waarop men in het Oosten poogt los te laten.

Geen opmerkingen: