Verschillende culturen hadden zeer verschillende ideeën over de vraag of en hoe de geest zich bij de dood van het lichaam zou kunnen losmaken. De oude Egyptenaren, Indiërs en Grieken geloofden echter dat de geest de dood kon overleven. Het ligt voor de hand dat deze overtuiging gevolgen heeft voor de manier waarop we de verbanden tussen geest, lichaam en stof in het algemeen zien. Als de geest zich bij de dood van het lichaam kan losmaken en als onzichtbare, maar actieve entiteit kan voortbestaan, dan zouden we kunnen concluderen dat het leven uit twee aparte entiteiten bestaat: een onzichtbare actieve geest (of ziel) die gebruik maakt van een passief stoffelijk lichaam. Bovendien zouden alle andere entiteiten ter wereld ook uit een dergelijke combinatie van geest en stof bestaan. Dit dualistische onderscheid tussen actieve geest (of ziel) en passieve materie is een voorloper van het onderscheid tussen energie en materie dat ervoor in de plaats komt: de moderne opvatting van energie heeft de geesten als voorgangers.
In vroegere verklaringen van de wereld werden aan objecten bedoelingen of verlangens toegeschreven, en werden gebeurtenissen uitgelegd in termen van de verlangens van geesten en goden. Dit type verklaring (de zogenoemde ‘teleologische’ of ‘intentionele’) is een afspiegeling van het type dat we gebruiken om gedrag van andere mensen te verklaren. Als iemand me een klap met een honkbalknuppel geeft, zou ik het gedrag kunnen verklaren door het toe te schrijven aan de boosheid van de aanvaller of aan zijn bedoeling me te beroven. Op dezelfde manier zou onze holbewoner, als hij een steen op zijn hoofd kreeg, dat misschien als boosheid of bedoeling van een geest, god of misschien wel de steen zelf hebben gezien. Tegenwoordig zouden we een 'mechanistische' verklaring voor zo’n gebeurtenis zoeken (de steen viel bijvoorbeeld uit een gebouw), in plaats van slechte bedoelingen aan de steen of gebeurtenis zelf toe te schrijven. In de oude wereld konden betrekkelijk weinig echte 'ongelukken' plaatsvinden, omdat men meende dat de meeste gebeurtenissen door iemand, iets of een bepaalde god waren bedoeld. Zo werd vrijwel alles als betekenisvol gezien; in volstrekte tegenstelling daarmee worden tegenwoordig de meeste fysische gebeurtenissen (zoals het botsen van atomen of het uitdijen van het heelal) als intrinsiek betekenisloos en toevallig gezien, tenzij er menselijke bedoelingen bij betrokken zijn. En zelfs wanneer het om mensen gaat, geven wetenschappers vaak de voorkeur aan mechanistische verklaringen. De wetenschapper herleidt die klap op mijn hoofd met een honkbalknuppel bijvoorbeeld tot de effecten van de opvoeding van de aanvaller op biochemische processen in zijn hersenen, in plaats van tot een vooropgezette intentie om me te beroven.
Moderne wetenschap berust eerder op mechanistische dan teleologische verklaringen, en maakt nadrukkelijk onderscheid tussen passieve materie en de onzichtbare geest. De wetenschappelijke vooruitgang heeft tot een langzame terugtocht van intentie (en geest) uit de wereld geleid: eerst uit de levenloze materie, daarna uit het lichaam naar de hersenen, terwijl de laatste tijd door zowel filosofen als neuro-wetenschappers pogingen zijn gedaan om intentie uit de hersenen zelf te verbannen. Toch prefereren we als individu intentionele of antropomorfe verklaringen van de wereld boven kille mechanistische verklaringen. We denken liever dat mensen en dieren dingen doen omdat ze het willen dan omdat hun hersenen hen dwingen deze dingen te doen. We denken graag dat de wereld en het universum betekenis hebben, in plaats van dat het zinloze toevalligheden zijn. Dat de wetenschap mensen van zich vervreemdt is deels toe te schrijven aan haar verwerping van intentionele verklaringen; en veel van de aantrekkingskracht van godsdienst en literatuur zou kunnen samenhangen met hun royale gebruik van antropomorfisme en intentionele verklaringen. Bovendien kan er best een goede mechanistische verklaring zijn voor de reden waarom we de intentionele verklaring prefereren, namelijk omdat die in onze hersenen gestructureerd is. Recent psychologisch onderzoek wijst erop dat we het vermogen om aan anderen bedoelingen toe te schrijven op driejarige leeftijd ontwikkelen, en dat kinderen die dit vermogen niet ontwikkelen (bijvoorbeeld door een hersendefect) veel meer kans hebben om autistisch te worden en niet tot functionele interactie te komen. Onze voorkeur voor intentionele verklaring van andere mensen en de wereld vloeit voort uit het feit dat onze hersenen zo functioneren, vermoedelijk omdat die wijze van verklaren tijdens de evolutie bevorderlijk was voor overleving. Gedurende de evolutie van de wetenschap is echter gebleken dat de intentionele verklaring, in vergelijking met de mechanistische verklaring, betrekkelijk weinig succes heeft in het voorspellen van het gedrag van de wereld.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten