maandag 26 januari 2009

Energie (8) Geest


Onze holbewoner is nu vertwijfeld. Hij heeft zijn gezellin zien sterven: eerst hield ze op met bewegen, toen hield ze op met ademen, stopten haar hart- en polsslag, daarna trok de warmte weg uit haar lichaam, dat vervolgens in verval begon te raken, waarna slechts het gebeente en ten slotte stof overbleven. Terwijl hij dit proces observeerde, vormde hij zich nieuwe ideeën over het leven, die echter volslagen nutteloos waren in de feitelijke omgang met de dood. Vele duizenden jaren later verkeren wij in dezelfde positie: hoewel we veel meer weten over de dood, zijn we absoluut niet in staat hem ongedaan te maken. Laten we echter terugkeren naar onze holbewoner, die nu in gepeins verzonken is. Veel van de verschillen tussen de levenden en de doden zijn zichtbaar en duidelijk, maar het verschil dat misschien het belangrijkst is, is noch zichtbaar, noch duidelijk: wat gebeurt er met de geest? Wat gebeurt er bij ons overlijden met onze waarneming, gedachten, gevoelens en wil? Gedachten, gevoelens en waarnemingen zijn niet zichtbaar in andere mensen, zelfs niet als we hun lichaam opensnijden, en er zijn geen duidelijke mechanismen die ze in het lichaam creëren. De holbewoner kon de gedachten en gevoelens van zijn gezellin niet zien toen ze nog leefde, zodat het voorstelbaar is dat ze, eenmaal dood, nog steeds in staat is ze te hebben, hoewel ze onzichtbaar voor hem blijven. Misschien komt de geest of de ziel bij de geboorte het lichaam binnen, om het bij het overlijden weer te verlaten. Bijgevolg kan de geest van de holbewoner nog in leven zijn, hoewel haar lichaam dood is. Deze gedachte schenkt de holbewoner misschien niet direct veel verlichting, maar impliceert dat, wanneer hij zelf sterft, zijn geest misschien in een of andere vorm voortbestaat en hem mogelijk zelfs in staat stelt zijn gezellin weer te ontmoeten.

Verschillende culturen hadden zeer verschillende ideeën over de vraag of en hoe de geest zich bij de dood van het lichaam zou kunnen losmaken. De oude Egyptenaren, Indiërs en Grieken geloofden echter dat de geest de dood kon overleven. Het ligt voor de hand dat deze overtuiging gevolgen heeft voor de manier waarop we de verbanden tussen geest, lichaam en stof in het algemeen zien. Als de geest zich bij de dood van het lichaam kan losmaken en als onzichtbare, maar actieve entiteit kan voortbestaan, dan zouden we kunnen concluderen dat het leven uit twee aparte entiteiten bestaat: een onzichtbare actieve geest (of ziel) die gebruik maakt van een passief stoffelijk lichaam. Bovendien zouden alle andere entiteiten ter wereld ook uit een dergelijke combinatie van geest en stof bestaan. Dit dualistische onderscheid tussen actieve geest (of ziel) en passieve materie is een voorloper van het onderscheid tussen energie en materie dat ervoor in de plaats komt: de moderne opvatting van energie heeft de geesten als voorgangers.

In vroegere verklaringen van de wereld werden aan objecten bedoelingen of verlangens toegeschreven, en werden gebeurtenissen uitgelegd in termen van de verlangens van geesten en goden. Dit type verklaring (de zogenoemde ‘teleologische’ of ‘intentionele’) is een afspiegeling van het type dat we gebruiken om gedrag van andere mensen te verklaren. Als iemand me een klap met een honkbalknuppel geeft, zou ik het gedrag kunnen verklaren door het toe te schrijven aan de boosheid van de aanvaller of aan zijn bedoeling me te beroven. Op dezelfde manier zou onze holbewoner, als hij een steen op zijn hoofd kreeg, dat misschien als boosheid of bedoeling van een geest, god of misschien wel de steen zelf hebben gezien. Tegenwoordig zouden we een 'mechanistische' verklaring voor zo’n gebeurtenis zoeken (de steen viel bijvoorbeeld uit een gebouw), in plaats van slechte bedoelingen aan de steen of gebeurtenis zelf toe te schrijven. In de oude wereld konden betrekkelijk weinig echte 'ongelukken' plaatsvinden, omdat men meende dat de meeste gebeurtenissen door iemand, iets of een bepaalde god waren bedoeld. Zo werd vrijwel alles als betekenisvol gezien; in volstrekte tegenstelling daarmee worden tegenwoordig de meeste fysische gebeurtenissen (zoals het botsen van atomen of het uitdijen van het heelal) als intrinsiek betekenisloos en toevallig gezien, tenzij er menselijke bedoelingen bij betrokken zijn. En zelfs wanneer het om mensen gaat, geven wetenschappers vaak de voorkeur aan mechanistische verklaringen. De wetenschapper herleidt die klap op mijn hoofd met een honkbalknuppel bijvoorbeeld tot de effecten van de opvoeding van de aanvaller op biochemische processen in zijn hersenen, in plaats van tot een vooropgezette intentie om me te beroven.

Moderne wetenschap berust eerder op mechanistische dan teleologische verklaringen, en maakt nadrukkelijk onderscheid tussen passieve materie en de onzichtbare geest. De wetenschappelijke vooruitgang heeft tot een langzame terugtocht van intentie (en geest) uit de wereld geleid: eerst uit de levenloze materie, daarna uit het lichaam naar de hersenen, terwijl de laatste tijd door zowel filosofen als neuro-wetenschappers pogingen zijn gedaan om intentie uit de hersenen zelf te verbannen. Toch prefereren we als individu intentionele of antropomorfe verklaringen van de wereld boven kille mechanistische verklaringen. We denken liever dat mensen en dieren dingen doen omdat ze het willen dan omdat hun hersenen hen dwingen deze dingen te doen. We denken graag dat de wereld en het universum betekenis hebben, in plaats van dat het zinloze toevalligheden zijn. Dat de wetenschap mensen van zich vervreemdt is deels toe te schrijven aan haar verwerping van intentionele verklaringen; en veel van de aantrekkingskracht van godsdienst en literatuur zou kunnen samenhangen met hun royale gebruik van antropomorfisme en intentionele verklaringen. Bovendien kan er best een goede mechanistische verklaring zijn voor de reden waarom we de intentionele verklaring prefereren, namelijk omdat die in onze hersenen gestructureerd is. Recent psychologisch onderzoek wijst erop dat we het vermogen om aan anderen bedoelingen toe te schrijven op driejarige leeftijd ontwikkelen, en dat kinderen die dit vermogen niet ontwikkelen (bijvoorbeeld door een hersendefect) veel meer kans hebben om autistisch te worden en niet tot functionele interactie te komen. Onze voorkeur voor intentionele verklaring van andere mensen en de wereld vloeit voort uit het feit dat onze hersenen zo functioneren, vermoedelijk omdat die wijze van verklaren tijdens de evolutie bevorderlijk was voor overleving. Gedurende de evolutie van de wetenschap is echter gebleken dat de intentionele verklaring, in vergelijking met de mechanistische verklaring, betrekkelijk weinig succes heeft in het voorspellen van het gedrag van de wereld.

De betekenis van intentionaliteit voor energie is dat het concept energie zich deels heeft ontwikkeld om de intentionele verklaring te vervangen. Energie is in de plaats gekomen van goden, geesten en levenloze krachten als bron van alle beweging en verandering in het universum. Fundamentele theorieën en concepten (zoals geest of energie) zijn echter geen etiketten die men de wereld kan opplakken zonder hem te vervormen. Ze zijn eerder een soort gekleurde bril waardoor we de wereld kunnen zien en interpreteren. Als we bijziend (of kortzichtig) zijn, kunnen we de wereld zonder bril (of theorie) misschien helemaal niet zien. Of misschien zit de bril vast aan ons hoofd (zoals het geval was bij Dorothy en haar gezelschap in The Wizzard of Oz), of zit hij zelfs in onze hersenen, zodat het bijna onmogelijk is om zonder bril te kijken. Het begrip energie is een van de fundamentele ideeën waardoor we de wereld tegenwoordig waarnemen. En we hebben al gezien dat het begrip energie zijn oorsprong vindt in nog fundamenteler ideeën over leven, beweging en geest.

Geen opmerkingen: